Dampopen, dampremmend, dampdicht
Het verschil tussen deze termen heeft te maken met hoeveel waterdamp een materiaal doorlaat. Dit wordt uitgedrukt in de Sd-waarde (dampdiffusieweerstand in meters).
1. Dampopen (hoge dampdoorlatendheid, lage Sd-waarde)
Dampopen materialen zorgen ervoor dat eventueel binnengedrongen vocht kan verdampen en naar buiten kan ontsnappen. Dit voorkomt schimmel en houtrot.
- Voorkomt vochtophoping en helpt bij droging.
- Toepassing: Buitenkant van de constructie (bv. onderdakfolie bij daken, gevelmembranen).
- Sd-waarde: < 0,1 m.
- Voorbeeldmateriaal: Geventileerde folie, waterkerende dampopen folies.
2. Dampremmend (beperkte dampdoorlatendheid, middelhoge Sd-waarde)
Dampremmers zorgen ervoor dat vocht langzaam kan migreren en uitdrogen, waardoor vochtproblemen voorkomen worden zonder de constructie volledig af te sluiten.
- Laat gecontroleerd damp door zonder condensatieproblemen.
- Toepassing: Binnenkant van geïsoleerde constructies (bijv. houtskeletbouw, daken, spouwmuren).
- Sd-waarde: 0,5 – 10 m.
- Voorbeeldmateriaal: Speciale dampremmende folies, OSB-platen.
3. Dampdicht (zeer lage dampdoorlatendheid, hoge Sd-waarde)
Dampdichte materialen voorkomen volledig dat vocht binnendringt in de constructie. Dit is essentieel in ruimtes met hoge luchtvochtigheid waar condensatie een groot risico vormt.
- Blokkeert vocht volledig en voorkomt dat damp in de constructie komt.
- Toepassing: Binnenkant van geïsoleerde ruimtes, vochtgevoelige zones (bv. badkamers, platte daken).
- Sd-waarde: > 100 m.
- Voorbeeldmateriaal: Aluminiumfolie, PE-folie, bitumenlagen.