Bron: dit artikel verscheen eerst op Livios.
Tekst: Redactie Livios. Journalist: Heleen Neels.
Sinds 2006 bepaalt de EPB-regelgeving aan welke minimale energievoorschriften woningen moeten voldoen. Die eisen worden elk jaar strenger. “Vandaag verplicht de Vlaamse overheid BEN-woningen, die goed geïsoleerd zijn en luchtdicht”, legt professor Michel De Paepe uit. “Dat betekent ook dat hun warmtebehoefte een pak lager ligt dan in een bestaande woning met beperkte isolatie.” Vandaar dat veel bouwers zich vandaag afvragen hoe ze die warmtevoorziening best aanpakken.
"Geen centrale verwarming meer"
Ludwig Van Wonterghem, zaakvoerder van Stroomop, is ervan overtuigd dat we in de toekomst geen centrale verwarming meer nodig hebben. “We bouwen dan huizen waarin een kachel van 4 of 5 kW centraal staat opgesteld. Daarvan trek je 3 kW weg naar een boiler voor het bereiden van sanitair warm water. Dat is in een passiefwoning de grootste vraag. De ruimte beneden kan dan perfect verwarmd worden. Je hebt dus geen watergedragen verwarming meer nodig. Een serieuze besparing. Als je een paar uurtjes je kachel laat branden, is je boiler van 300 liter vol en je woning warm. In de zomer, als je geen verwarming nodig hebt, zorgt een zonneboiler voor je warm water.”
Vraag en aanbod
Het punt is volgens professor Michel De Paepe dat je vandaag maar weinig houtkachels en pelletketels vindt voor lage-energietoepassingen. Dat beaamt ook Wim Vanlede van Stroomop. “Het is een kwestie van vraag en aanbod. We hebben in ons gamma een houtkachel gehad van 2 tot 4 kW, maar die werd weinig verkocht. Van zodra er meer BEN-woningen zijn, zullen de vermogens van kachels en ketels naar beneden gaan. Tien jaar geleden was 10 kW de standaard, vandaag zitten we aan 6 à 7 kW. De technologie past zich aan de markt aan.”
Installateurs opleiden
Maar ook qua correct gebruik is er nog een hele weg af te leggen. Wim Vanlede: “Je kan stoken vergelijken met rijden. Je kan een gevaar op de weg zijn of je kan rijden zoals het hoort. Met stoken is dat net zo. Ofwel stook je met hart en ziel op een goede manier, ofwel doe je het slecht. Het is de taak van onze sector om dit uit te leggen aan wie een kachel koopt.” Luc Vermeeren van Ecopower ziet hierin ook een rol weggelegd voor de installateur. “Een degelijke opleiding en certificering zijn essentieel om de technologie op een goede manier bij de mensen te brengen.”
“Doe-het-zelf moet eruit”
“Maar wat doe je dan met mensen die een pelletkachel kopen in een doe-het-zelfzaak”, vraagt Christophe Fonteyne van Polvo zich af. “Dat heb je niet onder controle. Die toestellen staan bij mensen thuis, en zij gebruiken die zoals zij dat willen.” Een probleem dat je volgens Michel De Paepe bij wel meer zaken ziet: “Voor gelijk wat we doen in de energietransitie hebben we niet de mensen, de kunde en de kennis om het waar te maken op dit moment. We vergeten dat we de mensen die het in het veld staan, moeten opleiden. En dat is voor alle technologieën zo, voor warmtepompen, warmtenetten en biomassa.”
“Je zou eigenlijk het doe-het-zelfsysteem moeten verbieden voor kachels”, stelt Christophe Fonteyne. “Je gasketel installeer je toch ook niet zelf? Daar komt zelfs iemand controleren of de installatie juist is gedaan. Bij een houtinstallatie geldt die verplichting niet. Terwijl je het gevaar van een amateuristische installatie zeker niet mag onderschatten. Denk maar aan CO-vergiftiging. Als je de kennis niet hebt of niet technisch onderlegd bent, laat je dit best over aan professionals.”
Warmte als service
In dat opzicht ziet Michel De Paepe een trend opkomen: warmte of comfort als service aanbieden. “Je bent dan als individuele gebruiker niet meer verantwoordelijk voor wat je krijgt van warmte. Het bedrijf dat warmte levert, zal je die garantie moeten bieden en heeft daar veel makkelijker de tools voor om dat te doen. Ze hebben er ook alle belang bij om jou iets te leveren wat kwalitatief goed is, want ze moeten daar winst op maken. Dat zie je in alles. Bijvoorbeeld in transport: we gaan geen auto meer hebben, maar kopen een verplaatsing. Voor verwarming net hetzelfde principe. Je krijgt comfort geleverd en zal daarvoor een abonnement betalen. Daar gaan we naartoe.”
Lokaal energie opwekken
Benjamin Clarysse, beleidsmedewerker bij Bond Beter Leefmilieu, verwacht voor de toekomst ook een verschuiving naar collectieve oplossingen. “Dat zie je ook in andere zaken gebeuren, denk maar aan cohousing, deelwagens en warmtenetten. In de toekomst zullen er niet alleen grote warmtenetten zijn, maar ook wijkwarmtenetten waar je tien huizen mee kan voorzien omdat een gezamenlijke boring rendabel wordt. In een hernieuwbare toekomst zal het absoluut nodig zijn om veel meer dingen collectief te doen en niet meer individueel.”
Een voordeel van deze lokale warmtenetten is volgens Francies Van Gijzeghem ook dat ze stapstenen vormen naar een ruimer warmtenet dat er op termijn komt. “Dit is bijvoorbeeld aan de gang in Eeklo waar op termijn de woningen en industrie verbonden worden met een restwarmtebron uit een Afvalenergiecentrale. De trein van de transitie is vertrokken en we moeten mee op de trein springen.”
Overgangsfase
Toch een behoorlijke switch met vandaag. “Daarom botst het nu nog vaak”, weet Benjamin. “We komen van een maatschappij waar iedereen individueel zijn eigen keuzes maakt. Iedereen doet alles apart. We moeten meer leren om te kijken naar wat we samen kunnen doen en op welke schaal. Gaan we een wijkbatterij zetten bijvoorbeeld? Waar moet die dan komen en hoe past dat binnen het net? Dat is het hele verhaal van local energy communities die er nu aan komen. We zitten in de overgangsfase. Ik denk dat dit een van de grote maatschappelijke veranderingen is waar we voor staan.”
In dat verhaal kunnen lokale besturen volgens Christophe Fonteyne een enorme rol spelen. “Als je wacht op de federale overheid zijn we binnen vijftien jaar nog altijd discussies aan het voeren.” Ook Stefaan Paulus van CSB Waste Solutions ziet een rol weggelegd voor gemeentes en particulieren die zich verenigen in coöperatieven. “Alleen is een warmtenet niet goedkoop. Daarom moet het beleid dit ondersteunen.”
Mensen overtuigen
Een bijkomende moeilijkheid is volgens Francies Van Gijzeghem, bestuurder van ABDE Solutions, dat je mensen moet overtuigen om te veranderen. “Alles wat we tot nu toe gedaan hebben, moeten we afzetten en vervangen door een kleine unit. Maar we hebben de kosten al gemaakt. Je delft dus altijd een stuk gemaakte investeringen uit het verleden. Voor sommigen komt dat goed uit, maar een aansluiting aan een warmtenet kost redelijk veel, iets meer dan de verwarmingsketel vervangen.” Dat bevestigt ook Benjamin Clarysse: “Een aansluiting op een gasnet kost 250 euro, voor een aansluiting op een warmtenet betaal je maar liefst 8.000 euro.”
Extra hindernis
Luc Vermeeren ziet nog een andere hindernis voor warmtenetten. “Men gaat uit van het principe van NMDA (niet meer dan anders). Dus mensen die warmte afnemen van het warmtenet mogen niet meer betalen dan wanneer ze aardgas zouden nemen. En aardgas is in Vlaanderen behoorlijk goedkoop, wat de rentabiliteit van een warmtenet moeilijk maakt.” Vandaar dat het volgens Michel De Paepe de taak is van de overheid om taxen te verschuiven naar fossiele brandstoffen. “Dan krijg je al een heel ander verhaal. Bovendien moet de overheid de uitrol van warmtenetten toelaten en gaan bepalen in welke zones het zin heeft om ze aan te leggen en in welke zones het zinvol is om het elektriciteitsnet te verzwaren en daar naar een warmtepompoplossing te gaan. Dat moet worden bekeken in een ruimtelijk beleid.”
Wijkrenovaties
Zolang de overheid niet aangeeft aan (ver)bouwers wat in hun geval de beste oplossing is, blijft het volgens Benjamin Clarysse moeilijk om keuzes te maken. “Zonder sturing blijven we foute keuzes maken. Ook al heb je als bouwer de beste bedoelingen. Bij renovaties is dat net hetzelfde. Waarschijnlijk ben je beter af als je heel de straat in een keer zou renoveren, maar dat doen we niet. We zijn allemaal individuele huiseigenaren. Iedereen neemt individueel beslissingen op zich, en maakt dezelfde fouten opnieuw. In het beste geval, zoals in Nederland, kan je hele wijken renoveren. Ik denk dat we daar naartoe moeten: industrialisatie van renovaties bijvoorbeeld. Zelfs in Vlaanderen is het mogelijk om bepaalde stukken op een meer industriële manier aan te pakken.”