Oude certificatiecriteria
Voor projecten met referentiedatum tot 31/08/2016 bestaat er een opsplitsing tussen residentiële gebouwen, residentiële projecten op gebouwniveau en tertiaire gebouwen.
Vanaf 1/9/2016 gelden nieuwe criteria.
Certificatie van residentiële gebouwen
Criteria
- Netto energiebehoefte voor verwarming ≤ 15 kWh/(m².jaar)
- Luchtdichtheidstest n50 ≤ 0,6 h-1
- Kans op oververhitting ≤ 5%
Criteria 1 en 3 moeten worden berekend met behulp van de PHPP-software 2007 of later. Voor de oververhittingseis kan dit ook met een dynamische simulatie gebeuren. Naast de certificatiecriteria moet je bij de berekening een aantal randvoorwaarden in acht nemen. Je vindt deze in het vademecum.
Vademecum residentieel
Het vademecum verduidelijkt de randvoorwaarden van de residentiële certificatie en wil een volledige, nauwkeurige en duidelijke handleiding vormen. Om praktische en gebruiksvriendelijke redenen is het vademecum opgedeeld in verschillende delen die corresponderen met de verschillende tabbladen van PHPP. De handleiding biedt antwoord op tal van vragen naar verdere verduidelijking en precisie. Op die manier willen we mogelijke twijfels bij de interpretatie wegnemen en een vlotte hantering van de PHPP-methode en -tool in de hand werken, ook in de context van Belgische certificatie en eventuele premies.
De integrale toepassing van het vademecum is verplicht voor alle bouwprojecten:
- in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest waarvan de bouwaanvraag werd ingediend vanaf 1 januari 2014.
- buiten het Brussels Hoofdstedelijk Gewest met een referentiedatum vanaf 1 maart 2014. Deze referentiedatum kan één van de volgende data zijn: de datum van het ondertekenen van het architectencontract, de publicatiedatum van een wedstrijdbestek of de publicatiedatum van een openbare aanbesteding.
Download het Vademecum hier (Versie 1.02, 11/12/2014). Indien u een versie heeft van voor 11/12/2014, dan vindt u de aangebrachte wijzigingen terug in het erratum.
De informatie met betrekking tot de vroegere versies vindt u hieronder:
Certificatie van residentiële projecten op gebouwniveau
Een bouwblok met meerdere appartementen of een project met verschillende, aaneengesloten woningen kan als één geheel gecertificeerd worden. Deze werkwijze vereenvoudigt de berekening, verlaagt de certificatiekost en sluit beter aan bij de praktische uitvoering van het gebouw volgens de passiefstandaard (met meer uniforme isolatiediktes, …).
Toepassingsgebied:
- Alle gerealiseerde wooneenheden die aan elkaar grenzen binnen eenzelfde bouwaanvraag kunnen samen worden geëvalueerd.
- De beslissing of een certificaat recht geeft op een subsidie, ligt volledig bij de instantie die de premie uitreikt.
Het certificaat dat op gebouwniveau wordt afgeleverd, zal duidelijk vermelden dat het om een globale energieprestatie gaat voor alle wooneenheden samen. De prestaties van de individuele wooneenheden kan daarbij slechter zijn (bvb de hoekappartementen) of beter (bvb de middelste appartementen). Het certificaatreglement beschrijft hoe het certificaat gebruikt mag worden voor het verhuren/verkopen van de individuele eenheden.
Criteria residentiële projecten op gebouwniveau
- Er zijn twee opties voor de berekening op gebouwniveau:
- Is er één globale PHPP-berekening dan gelden hiervoor de certificatiecriteria conform het vademecum.
- Is er een opdeling van de PHPP-berekeningen, bijvoorbeeld per systeemtype, dan gelden de certificatiecriteria conform het vademecum voor het geheel. Netto energiebehoefte en primair verbruik worden uitgemiddeld op basis van de energetische referentieoppervlakte AE,ref.
- Luchtdichtheidstest:
- Elk voor de luchtdichtheid apart te testen volume moet voldoen aan n50 ≤ 0,6 h-1.
- Bij weging van verschillende luchtdichtheidstesten voor éénzelfde PHPP-berekening, wordt een globale, volumegewogen n50-waarde bepaald voor de berekening van netto energiebehoefte en primair verbruik.
- De oververhittingsindicator moet voor elke individuele EPW-eenheid onder de geldende EPB-drempelwaarde blijven.
Aandachtspunten bij de berekening
- Gemeenschappelijke circulatieruimtes (trappen/liften/…) tussen de verschillende wooneenheden:
- de vloeroppervlakte van deze circulatieruimtes wordt niet meegenomen in de bepaling van de energetische referentieoppervlakte AE,ref. Ook de scheidingsmuren tussen de wooneenheden onderling en tussen de wooneenheden en de gemeenschappelijke circulatieruimtes worden niet meegenomen in deze referentieoppervlakte.
- de warmteverliesoppervlaktes van de gemeenschappelijke circulatieruimtes worden wel in rekening gebracht - dus ook de oppervlaktes van een lift- of trappenkoker naar een ondergrondse parking bijvoorbeeld.
- Voor projecten waarop het Vademecum 2014 van toepassing is:
- De interne warmtelast wordt berekend als 78*n + 2,1*AE,ref waarbij
- n = aantal woonentiteiten
- AE,ref = de totale energetische referentieoppervlakte
- De ventilatiedebieten worden appartement per appartement bepaald en vervolgens samengeteld (bij toepassing van de normale formule voor één woonentiteit op het volledige gebouwniveau wordt immers een onderschatting gemaakt van de ventilatieverliezen).
- De interne warmtelast wordt berekend als 78*n + 2,1*AE,ref waarbij
Certificatie van tertiaire gebouwen
U kan bij Pixii terecht voor het aanvragen van een certificaat voor passieve tertiaire gebouwen. De certificatie-aanvraag gebeurt bij voorkeur reeds tijdens de ontwerpfase. Via de trajectbegeleidingsprocedure geniet u de hoogst mogelijke garantie op het effectief bekomen van een certificaat. Bouwteams waarin reeds veel ervaring met de certificatieprocedure voor een bepaald type gebouw (school, kantoor, RVT, sporthal, ...) aanwezig is kunnen ook opteren voor een certificatie-aanvraag na de voorlopige oplevering van het gebouw.
Criteria en randvoorwaarden certificatie van tertiaire gebouwen
Het vademecum en de randvoorwaarden voor de certificatie van passieve tertiaire gebouwen vindt u hieronder. Klik op de link om het gewenste document te downloaden:
- Het vademecum ‘Passieve Tertiaire Gebouwen’
- Annex 1: definitie van de geconditioneerde vloeroppervlakte
- Annex 2: Asymmetrische zijdelingse beschaduwing rL
- Annex 3: interne en externe Overgangsweerstanden
- Annex 4: Berekening van het netto gebouwvolume voor de luchtdichtheidstest
- Annex 5: Reductiefactoren voor zonnewering in het vlak van het venster
- Annex 6: Bepaling houtfractie
- Annex 7: Oververhittingsrisico (norm EN 15251:2007, annex G)
- Annex 8: Interne warmtewinsten en oppervlaktenormen voor sociale woningbouwprojecten
- Annex 9: Raamafmetingen en koudebrugwerking inbouw
- Annex 10: Synthesedocument bij het gebruik van stro
- Annex 11: Checklist aanvraag passiefhuiscertificaat
- Annex 12: Minimale kwaliteitsgarantie ventilatie voor woongebouwen: planning balansventilatie met warmteterugwinning
- Annex 13: Minimale kwaliteitsgarantie ventilatie voor woongebouwen: inbedrijfname balansventilatie met warmteterugwinning
- Annex 14: Correctiefactor bij het toepassen van gespoten PUR
- Annex 15: Ingave van kleinhoutjes die aan de buitenzijde van de beglazing zijn aangebracht
- Annex 16: Hulpmiddel bij de premie-aanvraag in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
- Annex 17: Tabel G.11 uit de norm NBN EN ISO 13790
- Annex 18: Tabel G.12 uit de norm NBN EN ISO 13790