Bron: Installatie & Bouw en Architectura.be
Slechts één jaar geleden, op 22 april 2016 in Parijs, besliste de hele planeet om de klimaatopwarming verder aan banden te leggen. Sindsdien is er veel veranderd, vooral ook in hoe we moeten evolueren naar die CO2-neutrale maatschappij.
De Nederlandse regering besliste eind 2016 om in 2050 geen aardgas meer te leveren aan gezinnen. Het Vlaamse Parlement stelde op 23 november 2016 een klimaatresolutie voor waarin het pleit voor ‘een duidelijk afbouwscenario uit te werken voor verwarmingsketels met fossiele brandstoffen.’ Ik denk dat we kunnen spreken van een keerpunt, het begin van een nieuw tijdperk. Toen mijn vrouw en ik tien jaar geleden beslisten om te bouwen, zei ik al tegen haar: “Ik wil mij niet moeien met de inrichting en de keuken, maar ik wil geen fossiele brandstoffen in huis.”
Passiefhuisstandaard
Dit keerpunt was echter niet mogelijk geweest zonder technologische verbetering en marktevolutie. De introductie van de Europese wetgeving rond energieprestatie in gebouwen begin 2000 was een eerste kleine stap. De introductie van EPB, die vooral op de gebouwschil was gericht, zorgde voor energie-efficiëntere nieuwbouw. Concepten als de passiefhuisstandaard gaven aan hoever we op technisch – en intussen ook op financieel vlak – kunnen gaan.
De toename aan energie-efficiëntie had echter ook een secundair effect. De warmtevraag voor een gebouw daalde, waardoor een kleiner geïnstalleerd vermogen volstond. Daardoor kwam de technologie van de warmtepomp in een betaalbare prijsvork terecht. We zien de verkoop van warmtepompen dan ook stijgen sinds begin 2000 en nagenoeg alle leveranciers van klassiek ketels hebben ze in hun gamma opgenomen.
De markt in beweging zetten
Ik hoor soms stemmen die beweren dat energie-efficiëntie tot op een ver doorgedreven niveau niet kostenoptimaal en dus ongewenst is. Het bovenstaande bewijst alvast dat we concepten als passiefhuizen dankbaar mogen zijn dat ze de markt in beweging hebben gezet. Ze zullen nodig blijven om de vraag naar energie op een voldoende laag pijl te krijgen om 100% hernieuwbare energie mogelijk te maken.
Drie opties
Hoe voorzien we in de toekomst in verwarming van onze woningen met duurzame energie? Er zijn drie opties.
Biomassa met pellets of hout zal een klein deel van de markt opnemen. De beschikbaarheid, transport en kostprijs maken deze oplossing maar beperkt toepasbaar.
Warmtepompen, aangedreven op duurzaam geproduceerde elektriciteit, kunnen hun groei in de markt verder zetten. Warmtepompen halen trouwens ongeveer driekwart van hun geleverde warmte uit de lucht of de aardbodem. Ze zijn dus een soort versterkingsfactor voor meer duurzame energie.
Een derde alternatief is warmte uit een warmtenet dat wordt gevoed met een duurzame (warmte)bron, zoals biomassa, aardwarmte of, jawel, een warmtepomp gevoed met elektriciteit uit een hernieuwbare bron. Experten erkennen dat warmtenetten op hoge temperatuur behoorlijk wat warmteverliezen genereren en dus aan rendement inboeten. Om dat op te vangen denkt men aan lage temperatuurnetten, waarbij lokaal de temperatuur wordt ‘geboost’ met … een warmtepomp.
Zo’n pomp voedt dan het net efficiënt, aangevuld met een reeks warmtepompen om lokaal de temperatuur op te trekken. Als de thermodynamica ons leert dat iedere omzetting van energie gepaard gaat verliezen, dan is een studie op zijn plaats om dit idee te benchmarken met een elektrisch net met een lokale warmtepomp.
In ieder scenario
U hebt het intussen begrepen. Warmtepompen hebben volgens mij in ieder scenario een toekomst. En die keuze maakte ik dan ook tien jaar geleden al: thuis verwarmen we met een warmtepomp.